info-steel-54

rekening gehouden met de verschillen. Om het systeem isostatisch te maken, met betrekking tot de interne verbindingen, werden 2 staven (M1C en I1C) verwijderd uit de berekening, die werd gematerialiseerd door uitzetsteunen, en zo elke overdracht van axiale krachten voorkomend, door deze 2 buizen. Constructieve details Hoofdmast: in platen van 12 mm tot aan de centrale bol en 6 mm erboven. Verticale verstij- vingen in paren van L200/20 aan de bovenzijde van een binnenste zeshoek, gevormd door hori- zontale verstijvers van 10 mm dik, om de 1,5 m. 1,2 mm aluminium bekledingsplaat geleverd in gebogen driehoeken. De mast rust door middel van een basis van 40 mm en 108 bouten op een betonnen plaat met een diameter van 12,5 m en een dikte van 1,80 m, op 57 funderingspalen. Basisbol (B): geraamte bestaande uit 12 bogen, uit kokers van gelaste platen, bovenaan beves- tigd, op een kroon, aan de mast gelast en in het onderste gedeelte bevestigd op een ronde balk, rustend op de 12 randkolommen van het onthaalpaviljoen. Centrale bol (C): geraamte identiek aan B, met halve bogen, gelast op de mast. Bovenste bol (S): bogen van 2 typen. De boven- bogen enkel belast door de bekleding en de onderbogen krijgen de trekkracht van de buizen (MS), de vloeren en de bovenbogen. Onderste bollen (I): het bovenste deel bestaat uit 12 verticale halve bogen verbonden door een kroon, tot 6 halfronde bollen met 2 scharnieren, die de bovenste buizen ontvangen, eindigen bij de bol en rusten op de portieken die de onder- ste trap vormen. Deze portieken vormen een loodrecht raster en werken scharnierend in 2 richtingen. Middelste bollen (M): deze bollen zijn niet bestemd voor expositiestands, alle buizen eindi- gen binnen in een centrale kern in de vorm van een kubus van 4 m zijden. In deze kubus is een andere kubus van 2,80 m opgenomen, waarvan de ribben zijn uitgebreid en gelast tot aan de rand van de buitenste buis, op de 4 hoeken verstijfd vierkanten van 0,6 x 0,6 m vormend wat nodig blijkt te zijn omdat 3 kanten van de kern zijn uitgehold voor de doorgang van de noodtrappen. de rendre le système isostatique, concernant les liaisons internes, 2 barres (M1C et I1C) ont été supprimées dans le calcul, ce qui a été matéria- lisé par des appuis à dilatation, empêchant tout transfert d’efforts axiaux, par ces 2 tubes. Détails constructifs Mât principal : en tôles de 12 mm jusqu’à la sphère centrale et de 6 mm, au-dessus. Raidisseurs verticaux en paires de L200/20 aux sommets d’un hexagone intérieur, formé par les raidisseurs horizontaux de 10 mm d’épaisseur, tous les 1,5 m. Tôle de revêtement en aluminium de 1,2 mm fournie en triangles cintrés. Le mât, par l’intermédiaire d’une assise de 40 mm et de 108 boulons, repose sur une dalle en béton de 12,5 m de diamètre et de 1,80 m d’épaisseur, sur 57 pieux de fondation. Sphère de base (B) : ossature constituée de 12 arcs, en caisson de tôles soudées, fixée au sommet, sur une couronne, soudée au mât et reposant, en partie inférieure, sur une poutre circulaire en caisson, reposant elle-même sur les 12 colonnes périphériques, du pavillon d’accueil. Sphère centrale (C) : ossature identique à B, avec des demi-arcs, soudés sur le mât. Sphère supérieure (S) : arcs de 2 types. Les arcs supérieurs recevant le revêtement seul et les arcs inférieurs, recevant la traction des tubes MS, des planchers et des arcs supérieurs. Sphères inférieures (I) : la partie supérieure se compose de 12 demi-arcs verticaux, réunis par une couronne, pour former 6 semi-arcs circulaires, à 2 rotules, recevant les tubes supé- rieurs, aboutissant à la sphère et reposant sur des portiques constituant l’étage inférieur. Ces portiques forment un réseau orthogonal, travail- lant dans 2 directions avec des appuis à rotules sphériques. Sphères moyennes (M) : ces sphères n’étant pas destinées à des stands, tous les tubes y aboutissent, à l’intérieur, sur un noyau central en forme de cube de 4 m de côtés. Dans ce cube, est incorporé un autre cube de 2,80 m de côtés, dont les arêtes sont prolongées et soudées jusqu’aux faces du tube extérieur, formant aux 4 angles, des carrés raidis de 0,6 x 0,6 m ce qui s’avère nécessaire car 3 faces du nouyau sont évidées pour le passage de l’escalier de secours. 9